zondag 31 januari 2010

Dalende productiviteit in het onderwijs

Prof. dr. Henriëtte Maassen van den Brink schrijft uitermate graag over de dalende arbeidsproductiviteit in het onderwijs. Ik schreef haar en het bondsblad onderstaande mail:

Veel misverstanden ontstaan, omdat het niet duidelijk is over wie of wat we het hebben wanneer we over 'het onderwijs' spreken. Ik het artikel 'Het succes van de Kennisfabriek Nederland
(aob nr 1) wordt gesuggereerd dat acht jaar geleden een leerkracht gemiddeld slechts 20,3 kinderen en nu 17,9 kinderen in zijn klas heeft zitten. Wat een onzin. In een brief aan de Tweede Kamer (25 augustus 2008) geeft staatssecretaris Sharon Dijksma de volgende feiten. In Nederland zijn 6900 basisscholen; daarin geven 142.000 mensen les aan 1.500.000 leerlingen. Er zitten gemiddeld per school 220 leerlingen verdeeld over 8 groepen; 22o leerlingen verdeeld over 8 groepen is gemideld 27,5 leerlingen per groep. Iedere leerkracht heeft dus gemiddeld tien kinderen extra in zijn klas om alle besturen, samenwerkingsverbanden, ondersteuners etc. in stand te kunnen houden. Vervolgens staat er in het artikel dat kleinere klassen slechts het welzijn van leraren dienen. Ook dat is niet waar. Mevrouw Elvira Annevelink deed onderzoek naar klassenverkleining en kwam tot de conclusie dat kinderen in kleine klassen niet beter presteerden. Ik ben dat onderzoek maar eens gaan lezen en kwam tot een heel andere conclusie. Ten eerste deed mevrouw Annevelink slechts onderzoek naar de taalprestaties in de groepen 1, 2 en 3 en ten tweede maakte zij een opmerkelingen indeling van de groepsgrootte: kleine groep = 10 t/m 19 leerlingen, medium groep = 21 of 22 leerlingen, grote groep = 22 of meer kinderen. In haar conclusie schrijft ze inderdaad dat de leerwinst in kleine groepen niet groter is, maar wél bij mediumgroepen. De mogelijkheid tot differentiatie neemt toe, er vindt meer interactie tussen leerling en leraar plaats, de kinderen werken taakgerichter en worden minder snel afgeleid in kleine klassen.
Je voelt de bui al hangen wanneer er straks op onderwijs bezuinigd moet worden. De arbeidsproductiviteit kan makkelijk omhoog (die is immers de laatste tijd afgenomen) en onderzoek heeft aangetoond dat kleinere klassen niet tot betere resultaten leiden.
Alle managers, beleidsmedewerkers, coördinatoren, begeleiders en andere geldverslindende 'ondersteuners' zullen gewoon doorgaan met vergaderen, overleggen, aansturen, controleren en het laten dalen van de arbeidsproductiviteit in het onderwijs.

Na 14 dagen had ik van mevrouw Maassen nog geen reactie. Ik stuurde haar een opfrismail, zij reageerde en daarop reageerde ik weer:

Mevrouw Maassen,

Bijna 14 dagen geleden stuurde ik u onderstaande mail.
Helaas heb ik tot op heden geen reactie van u mogen ontvangen.
U snapt dat geen enkele leerkracht of ouder van een schoolgaand kind begrijpt waar u het over heeft, wanneer u spreekt over daling van de arbeidsproductiviteit.
De afgelopen jaren zijn wij er, door verschillende maatregelen (Lumpsum, afschaffing/verandering gewichtenregeling, wegvallen van gemeentegelden, toename bestuurlijke kosten, opheffen ID banen, "andere" verdeling BAPO gelden), enorm op achteruit gegaan. Dus mijn vraag is nogmaals:
Waarop baseert u uw cijfers?

Geachte mevrouw Schram,
Ik denk dat u het begripsvermogen van docenten en ouders onderschat.
De cijfers zijn gebaseerd (zoals overal vermeld) op de cijfers van het CBS van de afgelopen jaren en van het SCP (daar wordt deze daling al over langere tijd gerapporteerd). Dus wij hebben geen cijfers verzonnen noch uit onze duim gezogen.
Er is een verschil tussen beleving van productiviteit en werkdruk en feiten.
Op 7 april organiseren wij een conferentie over productiviteit in het onderwijs in samenwerking met SBO. De organisatie is daarvoor in gang gezet. U kunt zich tzt aanmelden bij s.m.postma@uva.nl
vrgr
Henriette Maassen van den brink

Geachte mevrouw Maassen,
Bedankt voor uw reactie.
Wij hebben het hier niet over het begripsvermogen van ouders of leekrachten, maar wel over de onduidelijkheid van uw cijfers (die inderdaad overal vermeld staan). Door de cijfers van het CBS en het SCP aan te halen om de arbeidsproductiviteit in het onderwijs te duiden, schetst u een verkeerd beeld. Dat is hopelijk niet uw bedoeling. Daarom verwijs ik u nogmaals naar een brief die staatssecretaris Dijksma aan de Tweede Kamer stuurde (kenmerk PO/46491), waarin zij met feiten onderbouwt dat een gemiddelde basisschoolklas in Nederland uit 27,5 kinderen bestaat. Geen beleving. Gewoon feiten.

June Schram

WORDT VERVOLGD:


zondag 8 november 2009

Niks compensatieverlof...........ADV!

Sinds 1 augustus 2006 geldt de wet flexibilisering schooltijden. In deze wet zijn er nieuwe afspraken gemaakt en heet ADV voortaan compensatieverlof. Een knap gevonden naam voor een wet die er uiteindelijk op slinkse wijze voor zorgt dat de door onszelf betaalde ADV afgeschaft wordt, zonder dat wij ons ingeleverde salaris terugkrijgen.
Een stukje geschiedenis:
De ernstige wereldwijde economische crisis in de jaren tachtig leidde tot een ongekende werkloosheid. In 1982 ging men daarom akkoord met inleveren van loon in ruil voor arbeidstijdverkorting (ADV). Inmiddels is er een tekort aan leerkrachten en met de komst van de LUMPSUM ook een tekort aan geld op de scholen. De wet flexibilisering lost beide problemen in 1 keer op. Hoe zit dat nou?
De jaartaak van een leerkracht met een volledige aanstelling, bedraagt 1659 uur. Minimaal 930 uur moet daarvan met kinderen worden gewerkt (lesgebonden uren). Wanneer een school 950 lesgebonden uren maakt, "mogen" de leerkrachten 20 uur compenseren in de vorm van compensatieverlof . Je moet je ADV dus tegenwoordig "verdienen".
En daar zit hem nou de slimmigheid:
De hoeveelheid geld die een school per jaar ontvangt is afhankelijk van het aantal leerlingen en niet van het gemaakte aantal lesgebonden uren. Dus hoe minder uren leerkrachten lesgeven, hoe meer ruimte er zit in de formatie. Hoe zit dat dan?
Wanneer kinderen minder naar school gaan (bijvoorbeeld door het aantal studiedagen te vergroten), maken leerkrachten minder lesgebonden uren, hierdoor hoeven minder uren gecompenseerd te worden (ADV). De leerkrachten die vroeger de ADV vervingen kunnen nu iets anders gaan doen. Het lastige is, dat op veel scholen, deze optie de enige mogelijkheid is om de formatie rond te krijgen.
Dus:
Besturen zeggen graag eenheid te willen binnen hun scholen (maar willen geld besparen) en willen 940 lesgebonden uren (10 uur meer dan het vereiste minimum, zo blijven er nog 2 ADV dagen over, anders breekt er maar opstand uit). Hierdoor zullen kinderen dus vaker thuiszitten, omdat het aantal studiedagen stijgt. De leraren gaan wel naar school, maar maken geen "lesgebonden uren" dus die dagen hoeven niet meer gecompenseerd te worden.
Leerkrachten leveren zonder teruggave van salaris hun ADV dagen in en krijgen als dank boze ouders omdat die oppas moeten vinden voor de extra dagen dat hun kinderen thuiszitten.
Mijn oproep:
Zoek geen oplossing voor de te kleine LUMSUM.
Kinderen hebben recht op voldoende onderwijs en leerkrachten recht op teruggave van ingeleverd salaris of ADV.

maandag 19 oktober 2009

De uren van de intern begeleider worden opgebracht door de klassen te vergroten.

Weer Samen Naar School (WSNS) is een project met als doel kinderen, die extra zorg en begeleiding nodig hebben, zoveel mogelijk op een reguliere basisschool te houden. De intern begeleider moet daarom intern de zorg coördineren en haar collega's (die het echte werk moeten doen) ondersteunen. In toenemende mate zie ik dat het baantje van de intern begeleider verworden is tot een luxe baantje waarbij zij collega's slechts aansturen en controleren.
Waar komen de uren van dit luxe baantje eigenlijk vandaan?
Uit de klassengrootte........
Leerkrachten hebben meer kinderen in de klas, zodat ze door de intern begeleider gecontroleerd en aangestuurd kunnen worden. Hoe zit dat nou precies?
De intern begeleider komt uit de WSNS ideologie. Per kind wordt er jaarlijks € 147 zorgmiddelen uitgekeerd aan het Samenwerkingsverband. Dit geld dient om kinderen binnen het reguliere onderwijs op te kunnen vangen. Slechts € 29 komt op de scholen terecht. Op onze school (400 kinderen) ontvangen wij aan zorggeld (i.p.v. € 58.680) slects € 11.680. Daar kan je een jaar lang 1 dag per week een leerkracht/IBer voor aanstellen. Onze school heeft 6 dagen aan IB tijd. 5 Dagen wordt deze functie dus opgebracht doordat leerkrachten meer kinderen in de klas hebben. Nou gaan intern begeleiders ook nog eens meer geld ontvangen dan de mensen die het echte werk doen. Leerkrachten kom in opstand. Er staat nergens beschreven op welke wijze intern begeleiders hun functie moeten uitoefenen. Daar moet de school zelf over nadenken. Dus collega's, zet dit onderwerp op de agenda en eis van de intern begeleider, ondersteuning, hulp en verlichting. Dat is de enige juiste invulling van de intern begeleider, anders zou ik gaan voor klassenverkleining. Volgens F.Dingelstad (een hoge ambtenaar van OCW) is de functie van intern begeleider geen verplichte functie, als de zorg maar van voldoende kwaliteit is.

vrijdag 1 mei 2009

niet passend, passend onderwijs

Nederland besteedt 5% van het BBP aan onderwijs. Het OESO gemiddelde ligt op ruim 6%.
We praten dan over een verschil van ongeveer 5 miljard euro. Nederland vindt goed onderwijs voor ALLE kinderen blijkbaar niet zo belangrijk. Uit gegevens van OCW blijkt dat er 27,5 kinderen in een gemiddelde Nederlandse klas zitten. De moeilijk lerende- en opvoedbare kinderen zitten tegenwoordig standaard in die klassen van 27,5 kinderen. Met de invoering van passend onderwijs zullen in toenemende mate ook de zéér moeilijk lerende- en zéér moeilijk opvoedbare kinderen binnen het reguliere onderwijs blijven.

Stel je voor; Je viert het verjaardagspartijtje van je 8 jarige dochter. Zij heeft 27 kinderen uitgenodigd. Na het uitpakken van de cadeautjes en het eten van de taart, wil je net t-shirts gaan beschilderen in de huiskamer. Op dat moment belt je buurvrouw aan. Zij vraagt of jij even op haar zoon met het syndroom van Down en haar dochter met PDD-NOS wilt passen. De dochter heeft veel duidelijkheid nodig en kan niet tegen te veel geluiden, de zoon moet om het uur naar de toilet gebracht worden. Wat zeg je dan? Ben je niet begaan met deze kinderen? Ben je lui en wil je niet? of is het gewoon onmogelijk?

Ik begrijp dat een kind met autisme niet past op een cluster 4 school, waar ook kinderen met zware gedrags- psychiatrische problemen zitten. Maar waarom richt de overheid geen cluster 5 school op voor intelligente kinderen met een aan autisme verwante stoornis? Juist, geld.

Laten ouders en scholen niet tegenover elkaar komen te staan. Laten we niet denken dat passend onderwijs de oplossing is, want dat is gewoon een verkapte bezuinigingsmaatregel. Laten we met zijn allen strijden voor meer geld naar het onderwijs. Maximaal 20 kinderen per klas. Pas dan kan je onderwijs op maat geven.
En wellicht heb je dan ook meer mogelijkheden om kinderen die wat extra aandacht vergen binnen het reguliere onderwijs te kunnen houden.

zondag 8 maart 2009

Bekwaamheidseisen versus zij-instromers

In de wet BIO staat beschreven aan welke bekwaamheidseisen een leraar moet voldoen. Er zijn 7 kerncompetenties waaronder vakinhoudelijke en didactische competentie (de leraar moet een GRONDIGE theoretische en praktische kennis hebben en problemen kunnen oplossen o.h.g.v. de leerling, het leerproces en de inhoud). Perssonlijk ben ik het eens met deze bekwaamheidseisen, maar hoe verhouden deze (door OCW) opgestelde eisen zich tot ander beleid?

  1. OCW gaat nl. NIET over de inhoud en eindtermen van de PABO's. In het algemeen overleg op 04-12-2009 over passend onderwijs, zegt mevrouw Ferrier van het CDA dat zij het belangrijk vindt dat de pabo's meer aandacht zouden moeten besteden aan het vergroten van de kennis o.h.g.v. de zorgleerlingen en het kunnen bieden van maatwerk. S. Dijksma geeft daarop het volgende antwoord: De positie van het ministerie van Onderwijs t.o.v. de pabo's is niet dusdanig dat wij bepalen hoe zij de opleiding vormgeven. Men moet begrijpen dat wij de vragende partij zijn."In Amsterdam start nu het traject "opleiden in de school", omdat de pabo niet voldoet (goede onderwijzers worden uit de klas gehaald om studenten te begeleiden).
  2. Het traject zij-instroom richt zich op personen die geen onderwijsbevoegdheid bezitten, maar wel geschikt worden geacht voor het beroep van leraar. Wanneer iemand in het bezit is van een getuigschrift HO of WO kan een assessment worden aangevraagd. Hier wordt gekeken naar bredere bekwaamheidseisen (dus niet in relatie tot kerncompetenties omschreven in de wet BIO). Vanaf de 1e dag na het behalen van het assessment staat de zij-instromer voor de klas als volwaardig en zelfstandig werknemer. Via een Persoonlijk begeledings plan wordt er gewerkt aan scholing op maat.
  3. Een leraar is slechts uitvoerder geworden van beleid dat door anderen is bedacht. Er is een middenkader in het onderwijs ontstaan, die niets anders te doen heeft dan beleid (bedacht door OCW en altijd met te weinig geld) door te voeren in de scholen. HBO geschoolde mensen willen niet slechts uitvoeren, maar meedenken over de inhoud en kwaliteit van het onderwijs. Hierdoor gaan steeds minder leerlingen met een HAVO/VWO diploma naar de pabo's.
Wij willen kleinere klassen (rond de 20). Maar het weinige zorggeld dat naar het basisonderwijs gaat, wordt vooral ingezet op het vergroten van de expertise, omdat er te veel slecht- en laag opgeleide mensen het onderwijs binnenkomen. Dit heet "dweilen met de kraan open".

vrijdag 13 februari 2009

Passend onderwijs is een bezuinigingsmaatregel

Zoals WSNS een bezuinigingsmaatregel van het SBO is, is passend onderwijs een bezuinigingsmaatregel van het SO.

Officiële doelstelling passend onderwijs:
Ieder kind heeft recht op de beste kansen zo dicht mogelijk bij huis. Daarom moet de leerlingzorg in en om de school worden aangepast, zodat elk kind een passende plek in het onderwijs krijgt. Dit moet ervoor zorgen dat er geen kind meer thuis zit. Bij passend onderwijs staat de leerling centraal en wordt het aanbod waar nodig op hem/haar afgestemd.
Consequentie van deze doelstelling is dat er meer kinderen van cluster 4 scholen (daar is de groei het sterkst) binnen het reguliere onderwijs moeten blijven ( veel SBO scholen zijn immers al verdwenen).

In beide onderwijsvernieuwingen wordt budgetfinanciering toegepast. Dat betekent dat het geld niet de behoefte van het kind volgt, maar dat de behoefte van het kind beperkt wordt door een (te klein) vaststaand budget.

Daarvoor moeten een aantal maatregelen worden genomen:

Ieder regionaal netwerk moet 1 loket voor verwijzing inrichten (in Amsterdam is dat het VIA - Verwijzing - Indicatie - Advies).

In het algemeen overleg op 04-12-2008 zegt Sharon Dijksma hierover in de 2e Kamer het volgende:
"Scholen moeten bereid en in staat zijn om af te spreken dat een andere school een kind opvangt als de ene school dat niet kan. Daar is dus die loketvorming voor nodig. Dat is een spannend gesprek. Het betekent dat scholen af en toe ook voor elkaar moeten instaan of iets voor elkaar over moeten hebben.”

Om deze leerlingen op te kunnen vangen moet er in de toekomst meer gewerkt gaan worden met handelingsplannen. Ouders krijgen zeggenschap over de invulling van deze handelingsplannen. Ook zal er gewerkt gaan worden aan kwaliteitsontwikkeling van de leerkracht. Via coachingsgesprekken zullen leerkrachten de ondersteuning moeten krijgen die ze nodig hebben om met al deze verschillende kinderen om te gaan.
De rugzakgelden van de school zullen komen te vervallen.

Sharon Dijksma zegt hierover:
"Het schooldeel van de middelen uit de rugzak zullen toegevoegd worden aan de middelen van de samenwerkingsverbanden po en vo."
Bij WSNS worden de zorgmiddelen ook toegekend aan het samenwerkingsverband. De afgelopen jaren is gebleken dat de scholen slechts 1/5e deel van deze zorggelden ontvingen.

Volgens Sharon Dijskma wordt het passende onderwijs volledig Dijsselbloem-proof ingevoerd. De initiatieven uit "het veld" worden van harte toegejuicht. Ik ben eens gaan kijken welk initiatief onze school zou kunnen aanvragen. Helaas bleek dat er geen één te zijn. Slechts besturen of regionale netwerken mogen "deze veldinitiatieven" aanvragen.

Met andere woorden:
Straks heeft het reguliere onderwijs, minder geld maar wel overvolle klassen (gemiddeld 27,5 kinderen) met zowel SBO kinderen( moeilijk lerend en moeilijk opvoedbaar) als SO kinderen (zeer moeilijk lerend en zeer moeilijk opvoedbaar). De enige ondersteuning die leerkrachten daarbij zullen krijgen is coaching en advies. Wel zullen ze er extra taken bij krijgen: Het schrijven van handelingsplannen en extra overleg met ouders en andere instanties. Dit alles in een periode waarin het Amsterdamse onderwijs kampt met een tekort aan leerkrachten.

Wij zijn voor WSNS en wellicht kunnen sommige SO kinderen ook een passende plek in het reguliere onderwijs krijgen, maar dat is ONMOGELIJK in grote klassen. Wij zeggen dus "nee" tegen passend onderwijs. Eerst kleine klassen (max. 20) en dan kunnen we met elkaar gaan denken over passend onderwijs.

Wanneer je de volledige informatie wil krijgen over de feiten achter het "passend onderwijs"
stuur dan een mail naar de blog. Zie rechtsboven.

vrijdag 19 september 2008

persbericht van de PO raad 16-09-2008

Ik las het volgende persbericht van de PO raad 16-09-2008

Investeren in onderwijs is preventie in jeugdzorg.

Op de nieuwe onderwijsbegroting is te weinig geld gereserveerd voor het primair onderwijs. Dit is niet in overeenstemming met het aantal leerlingen in deze sector. Daarbij is een goede basisopleiding de beste preventie in de jeugdzorg. De PO-Raad vraagt de regering om meer structurele middelen te reserveren voor het primair onderwijs, zodat daar een betere basis kan worden gelegd voor de verdere carrières van de kinderen.

In het basisonderwijs bevindt zich 45 procent van alle onderwijsdeelnemers in Nederland, terwijl op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap slechts 32 procent van de onderwijsuitgaven naar deze sector gaan. Het geld is niet evenredig verdeeld, terwijl investeringen in het basisonderwijs voordeel oplevert voor de hele maatschappij: zoals het terugdringen van schooluitval, vermindering van laaggeletterdheid en het versterken van de aansluiting op de arbeidsmarkt.

In het primair onderwijs werken dagelijks meer dan 130.000 leraren aan de basisopleiding van ruim 1,5 miljoen leerlingen. Zij zorgen dat de meeste leerlingen voldoende bagage krijgen. Deze leerlingen kunnen een goede opleiding volgen en vinden daarna een passende baan. Er zijn echter nog teveel leerlingen, die deze weg niet vinden. Met extra investeringen kunnen scholen de weerbaarheid van deze leerlingen vergroten. Dit voorkomt latere problemen en mogelijk uitval.

De regering besteedt terecht veel aandacht aan de verbetering van het niveau van taal en rekenen. Maar een werkelijke kwaliteitsverbetering vergt structureel meer middelen en niet de incidentele 'potjes' met geld die nu beschikbaar worden gesteld. Met incidentele middelen kunnen scholen niet op de langere termijn hun onderwijs inrichten.

De PO-Raad komt dit najaar met een notitie over de financiële achterstand van het basisonderwijs. De raad wil dat er recht wordt gedaan aan de omvang en het belang van de sector."

En dan gaat een groot gedeelte van die 32% ook nog eens naar adviseurs, commerciële bedrijfjes en beleidsmedewerkers.