zaterdag 17 november 2007

Passend onderwijs

Net heb ik het beleidsstuk "uitwerking passend onderwijs kenmerk PO/ZO/07/26259 door S. Dijksma" gelezen.

Passend onderwijs is ontwikkeld om de kinderen die nu thuiszitten onderwijs te kunnen bieden.
De kern van passend onderwijs is dat de schoolbesturen vanaf 2011 de verantwoordelijkheid krijgen om voor elk kind een school binnen hun eigen bestuur (of in overleg bij een ander bestuur) te vinden. Geen kind zit straks meer thuis.
Helemaal mee eens. Echter, laten we even naar de reden van al deze veranderingen kijken:

Welke groep kinderen zit er voornamelijk thuis? Dat zijn vooral de kinderen met een (ernstige) autistische stoornis. Zij "horen" op een cluster 4 school (voor kinderen met gedrags en/of psychiatrische problematiek). Meestal gaat het met deze kwetsbare groep niet goed op een cluster 4 school waar ook gedragsmatig zeer moeilijke kinderen zitten. De ouders houden hun kinderen dan liever thuis. Veel ouders klagen hier (terecht over). De oplossing lijkt mij zo gevonden. Start een school, een klas voor kinderen met een (ernstige) autistische stoornis. Nee, het moet veel ingewikkelder. Die luie leerkrachten moeten maar eens aan het werk gaan.
Via allerlei ingewikkelde wetgeving bepalen straks de besturen en de samenwerkingsverbanden het onderwijs aanbod. Leerkrachten worden in het hele stuk NIET genoemd en worden nauwelijks gehoord. Deze mensen zijn straks belast met de uitvoering, maar er wordt hen niet gevraagd wat ze nodig hebben om dit te kunnen realiseren. Zij hebben nergens rechten, maar zijn wel de enigen die straks "passend onderwijs" moeten verzorgen. Ons bestuur heeft net een SBO school opgeheven om er zeer waarschijnlijk een expertisecentrum voor in de plaats te zetten. WIJ WILLEN GEEN EXPERTISECENTRUM, WIJ WILLEN KLEINERE KLASSEN.
Maar boven alles willen wij als leerkrachten zeggenschap over de invulling van het zorgaanbod. In de wet is geregeld dat ouders, besturen en samenwerkingsverbanden zeggenschap hebben. Leerkrachten hebben dat alleen via hun directeur of middels een klein stemmetje in de GMR.

In de 12 bladzijden "uitwerking passend onderwijs" komt het woord "onderwijzend personeel" 1 keer voor. Namelijk in het slotstuk van Mevrouw Dijksma. Zij zegt dan:"Ik hoop dat de landelijke organisaties voor bestuur, ouders en onderwijzend personeel bereid zullen zijn om de invoering van passend onderwijs in de komende periode te ondersteunen."
Dus de leerkrachten worden nauwelijks gehoord, hebben nauwelijks inspraak, moeten het straks allemaal uitvoeren en dan "hoopt" mevrouw Dijksma nog dat wij bereid zullen zijn om de invoering van passend onderwijs te ondersteunen. Wat zal ze zelf denken?

June Schram

zondag 11 november 2007

Feiten over Ambulante Begeleiding vanuit het REC

De afgelopen maanden hebben wij meerdere keren gesproken met de ambulant begeleiders en de coördinatoren van de verschillende REC's. Daaruit bleek dat de hulpvraag van onze school een andere was/is dan de meeste ambulant begeleiders kunnen/willen bieden. Na een paar stroeve gesprekken met ouders en de ambulant begeleider ben ik gaan kijken hoe de Wet op de Expertise Centra (WEC) nou werkelijk in elkaar zit. De feiten wil ik jullie/u niet onthouden:

Wet op het primair onderwijs (WPO):
-Sinds 1 augustus 1998
-Bepalend voor reguliere en speciale basisscholen (SBO)
-WSNS en zorgverbreding
-Samenwerkingsverbanden
-PCL=Permanente Commissie leerlingzorg (zij beslissen over de toelating tot SBO)

Wet op de expertisecentra (WEC) :
-Sinds 1 augustus 2002
-Bepalend voor het speciaal onderwijs (SO)
-Speciaal voor onderwijs in 4 clusters
-CVI=Commissie van indicatiestelling (zij geven al dan niet de beschikking voor SO/rugzak)

Een Regionaal Expertise Centrum (REC) is een samenwerkingsverband van SO scholen in een regio. De samenwerking gaat per cluster.

In de Wet op de Expertisecentra (WEC) krijgt het REC de volgende taken t.o.v. OUDERS:

  1. Het REC biedt ouders hulp bij de aanvraag en indienen van een verzoek tot indicatiestelling (indien gewenst)
  2. Het REC ondersteunt ouders van een geïndiceerde leerling bij het zoeken naar een reguliere of SO school (indien gewenst)


In de Wet op de Expertisecentra krijgt het REC de volgende taken t.o.v. de SCHOOL:

  1. De basisschool is verantwoordelijk voor het tot stand komen van een handelingsplan (HP). Indien gewenst kan de ambulant begeleider begeleiding bieden (dat is dus NIET verplicht, want uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid voor de inhoud van het HP bij de directeur van de reguliere basisschool en behoeft instemming van de ouders. Het HP is namelijk een contract tussen ouders en school waarin het plan van aanpak staat voor de leerling met een rugzak). Er moet dus zorg zijn voor de communicatie met de ouders over de uitvoering van het HP. De reguliere school is hiervoor verantwoordelijk, maar KAN hierbij ondersteuning vragen van het REC.
  2. Op aangeven van de reguliere school wordt er overeenstemming bereikt met het REC over de wijze waarop de reguliere school ondersteund wil worden. Dus, de reguliere basisschool geeft aan welke hulp zij (al dan niet) nodig heeft van het REC. Dat wordt vastgelegd in het begeleidingsplan.

De reguliere school bepaalt dus welke ondersteuning zij willen ontvangen van de verschillende REC's. Op onze school willen we zo veel mogelijk ondersteuning voor kinderen met een rugzak (dus dat er echt met de kinderen wordt gewerkt). Helaas biedt het REC 4 deze ondersteuning niet. Iets wat heel jammer is wanneer je kijkt naar de inhoud van de rugzak van cluster 4 (5418,17 euro voor extra formatie op de basisschool, 4415,40 euro voor extra formatie REC, 897 euro voor extra leermiddelen deel basisschool en 478 euro voor kantoor en reiskosten van de ambulant begeleiders). Wij hebben moeite met de gedwongen winkelnering. Graag zouden wij de mogelijkheid willen hebben, de 4893,40 euro die naar cluster 4 gaat, in te zetten op een manier die meer inhoudt dan praten en vergaderen (kanjertraining, formatie uitbreiding rugzakbegeleider etc.)

We hebben ook met de ambulant begeleiders afgesproken dat er tussen school en ambulant begeleiders geen discussies meer plaatsvinden waar de ouders bij zijn. Die discussies hebben voor veel verwarring bij de ouders gezorgd.

Ons beleid is een brief voor de ouders en de ambulant begeleiders waarin wij aangeven welke hulp wij al dan niet kunnen bieden (ouders) en welke ondersteuning wij ontvangen van de ambulant begeleiders. Wanneer hierover duidelijkheid is gaan we aan de slag.

Meer weten? kijk op deze wiki.

vrijdag 9 november 2007

Kortere vakanties een discussie waard

Bron : VOS/ABB
Kortere vakanties een discussie waard:
11 april 2007
Even voor de duidelijkheid VOS/ABB is een koepelorganisatie die ondersteuning biedt aan het openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs in Nederland en die ook optreedt als belangenvereniging voor 2800 scholen en hun leerlingen. VOS/ABB neemt als werkgeversorganisatie deel aan de CAO onderhadelingen voor het Primair Onderwijs. Zij vinden kortere vakantie de discussie waard. Bij deze:

VOS/ABB: Iedereen weet dat de vakanties in het onderwijs veel langer zijn dan in alle andere sectoren. Hardop zeggen dat de werkdruk misschien omlaag kan door leraren wat minder vrije dagen te geven, is vloeken in de kerk. Dat kunnen we concluderen na de reacties van de AOb en CNV Onderwijs op een suggestie in die richting van minister Ronald Plasterk van OCW.

Nee hoor, niet vloeken in de kerk, blijkbaar is deze aanbeveling GEEN goede manier om de werkdruk te verlagen. Anders zou er wel positiever op zijn gereageerd. Of vindt VOS/ABB gewoon dat de vakanties in het onderwijs korter moeten. Zeg dát dan.
VOS/ABB: Korterere vakanties is ten eerste niet nieuw en ten tweede zeker een discussie waard!
Zeker, dan krijg ik nu vast te horen van VOS/ABB waarom zij dit onderwerp de discussie waard vinden.
VOS/ABB: De Algemene Onderwijsbond (AOb) en CNV Onderwijs reageerden als door een wesp gestoken nadat minister Plasterk in de Tweede Kamer voorzichtig had geopperd dat het wellicht mogelijk zou zijn om met kortere vakanties de werkdruk te verlagen. Dagelijks bestuurder Martin Knoop van de AOb klom onmiddellijk in de hoogste boom. Hij 'piekert er niet over' om hierover te gaan praten. 'Alles wat we op dat vlak weggeven, wordt door de werkgever ingepikt', aldus Knoop in de Volkskrant. Voorzitter Marleen Barth van CNV Onderwijs vindt de uitspraken van Plasterk 'ontzettend stom'. Ook van die duidelijke taal waar de media dol op zijn! Waarom toch direct moord en brand schreeuwen als Plasterk nota bene een suggestie doet over iets waarover alleen de werkgevers- en werknemersorganisaties kunnen beslissen?
Oh nee, VOS/ABB vindt vooral de reacties vanuit het onderwijs erg kleinzielig. Met uitdrukkingen als "vloeken in de kerk, als door een wesp gestoken, in de hoogste boom klimmen, moord en brand schreeuwen, uit de lucht komen vallen" wordt nog eens benadrukt dat er met die mensen uit het onderwijs geen discussie mogelijk is wanneer het om hun vakantietjes gaat.
VOS/ABB: De vakbonden en de werkgeversorganisaties zijn het er allemaal over eens: veel leraren ervaren een erg hoge werkdruk. Met een gemiddelde werkweek van 42 uur hebben ze het inderdaad zwaar, zeker als je daar de soms moeilijke omstandigheden bij optelt die bijvoorbeeld te maken kunnen hebben met sociaal-emotionele problemen van leerlingen. We zijn het er ook met zijn allen over eens dat er wat aan de hoge werkdruk gedaan moet worden, zeker in het licht van de groeiende lerarentekorten.
Ik ben blij dat we met zijn allen (zeker ook door lerarentekort) vinden dat er wat aan de werkdruk moet worden gedaan. Dus.....kleinere klassen voor het primair onderwijs en voor het Voortgezet onderwijs minder contacturen. Daar zal VOS/ABB (een organisatie die ondersteuning biedt aan het openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs) het vast mee eens zijn. Oh nee, toch niet.
VOS/ABB: Er zijn verschillende oplossingsrichtingen voor aan te wijzen. De Onderwijsraad kwam in 2002 al met een uitgebreid pakket adviezen, waarvan flexibilisering van de arbeidsinzet over het jaar er een was. Het is dus niet zo dat de suggestie van Plasterk zomaar uit de lucht komt vallen, ook al lijkt dat zo door de felle reacties van de vakbonden.Hollen of stilstaanHet mag natuurlijk niet zo zijn dat leraren vrije dagen moeten inleveren zonder dat daar een compensatie in geld en/of een betere spreiding van werkzaamheden tegenover staat.
Ik snap het niet meer. Wordt er nou gezegd "compensatie in geld"? Het ging toch om werkdruk verlaging?
VOS/ABB: Het zal de overheid dus geld gaan kosten, want zeker met de strenge controles op de minimale onderwijstijd moeten de lessen gewoon doorgaan. Daar kan in uren niet op worden beknibbeld.
Zo is dat. Meer onderwijzers in het Voortgezet onderwijs en kleinere klassen in het primair onderwijs.
VOS/ABB: In tegenstelling tot de bonden ben ik ervan overtuigd dat met een betere spreiding van de werkzaamheden over het jaar een situatie kan ontstaan die het leraarschap aantrekkelijker maakt.
Maar vinden onderwijzers dat ook? Zij zijn toch de enigen die kunnen bepalen of die spreiding ook daadwerkelijk de werkdruk verlaagt. Voor alsnog hoor ik geen positieve reacties. Daar kan je wel geïrriteerd op reageren, maar dan wil je als VOS/ABB dus eigenlijk niet horen wat leerkrachten hiervan vinden. Volgens mij ligt er dan ook een ander probleem ten grondslag aan deze discussie. Om de economie draaiende te houden moeten we met zijn allen aan het werk. Ook in de zomervakantie. Er is dus een groot probleem met de opvang van kinderen in die vakanties. De oplossing voor dit maatschappelijke probleem zou het verkorten van vakanties kunnen zijn. De plannen heten werkdruk verlaging door meer spreiding. M.i. is dit een slimme manier om scholen als kindermeisje te kunnen laten optreden.
VOS/ABB: Nu is het vaak hollen of stilstaan. Eén ding is zeker: we moeten altijd serieus naar elkaar blijven luisteren als we het onderwijs voor de leerlingen én de leraren op een hoger peil willen brengen. Iedere suggestie in die richting is zeker een discussie waard, ook de suggestie van minister Plasterk. Een open mind, daar gaat het om!
Maar begin dan als VOS/ABB te LUISTEREN naar de signalen die uit het onderwijs komen. Maak de beroepsgroep niet monddood door ze voor gek te verklaren. Opmerkingen als "moord en brand schreeuwen, door een wesp worden gestoken en in de hoogste boom klimmen" dragen niet bij tot een goede discussie.

vrijdag 2 november 2007

Kleine klassen, extra handen ... beter onderwijs en betere resultaten?

Op 2 september 2004 berichtte ik al over een onderzoek van Mevrouw E. Annevelink en Simone Doolaard die samen met een aantal studentassistenten een aantal klassen hebben geobserveerd in de maand april van dat jaar.

Op de pagina van de Rijksniversiteit Groningen (RUG) las ik dit artikel.

"Waar er meer individueel of in kleine groepjes met kinderen wordt gewerkt, zijn er ook meer kinderen die zonder begeleiding werken, of die niet aan het werk zijn. Met name in groep 2 zijn leerlingen in een kleine groep of een groep met extra personeel dan ook minder taakgericht bezig dan in een groep met meer dan tweeëntwintig kinderen zonder extra handen in de klas."
Zoals ik al eerder meldde, 19 of minder kinderen(op bladzijde 5) en 17 of minder kinderen (op blz 9) heet voor deze onderzoekers "een kleine klas".
20 Of 21 kinderen (op bladzijde 9) en 18 tot 22 kinderen (op bladzijde 5)noemen zij "een medium klas" en een grote groep is volgens deze onderzoekers 22 of meer kinderen (op bladzijde 9) en 23 of meer kinderen ( op bladzijde 5). Zoals ik al eerder schreef "Doe mij een GROTE groep van 22/23 leerlingen.

De vertraagde ontwikkeling wordt echter weer goed gemaakt als leerlingen in groep 3 zitten. In groep 3 profiteren leerlingen wel van de gunstige omstandigheden in een kleine groep. Daar zijn ze taakgerichter aan het werk dan de leerlingen in een grotere groep en ontwikkelen ze zich beter. Een kleinere groep 3 is gunstig voor de ontwikkeling van met name de zwakkere leerlingen. Bovendien houden leerlingen die voorsprong vast.
En omdat we door WSNS (en straks met passend onderwijs) te maken hebben/krijgen zullen de klassen KLEINER moeten. Volgens dit onderzoek is dat gunstig voor met name zwakkere leerlingen.
Voorstanders van het verkleinen van de groepsgrootte voeren als argument ook vaak het welbevinden van leerlingen en leerkrachten aan. Bij leerlingen zijn echter nauwelijks gevolgen voor hun gedrag en hun welbevinden te vinden. Ook op aspecten als werkhouding en stabiliteit van leerlingen zijn geen eenduidige effecten te vinden. Leerkrachten zelf zijn wel tevredener in kleinere groepen. Bovendien hebben zij meer het gevoel dat zij iets met leerlingen kunnen bereiken.
Toch heb ik moeite met de "waarheden" in dit hele onderzoek, omdat de verschillen in aantallen in de onderzochte groepen zo minimaal zijn. Dus wanneer onderzoekers spreken over een kleine klas, dan spreken zij over een groesgrootte die Nederland NIET kent.
De onderzoekers zien in "hun kleine klas" (19/18 of minder kinderen) al positieve (nauwelijks, maar toch) verschillen in GEDRAG en WELBEVINDEN. En als leerkrachten tevredener zijn in een kleine groep zou ik daar niet zo maar aan voorbij lopen. Moest het vak niet een beetje aantrekkelijker worden? We stevenen toch af op een enorm tekort aan onderwijzers?
Het onderzoek laat ook zien dat het adagium 'hoe kleiner, hoe beter' niet
opgaat. Als zowel gekeken wordt naar de ontwikkeling van leerlingen als naar de
kosten, blijkt dat een groep van circa twintig leerlingen optimaal is. Een nog
kleinere groep is duurder en heeft geen extra positief effect meer op de
ontwikkeling van leerlingen.

Volgens het onderzoek is 20 leerlingen in een klas DE optimale groepsgrootte. De verwarring ontstaat wanneer deze groep "de mediumgroep" wordt genoemd. Want een klas van 20 leerlingen komt in het Nederlandse onderwijs (onder normale omstandighden) niet voor. Bovendien richt het onderzoek zich alleen op de groepen 1,2,3 en 4. Ik ben heel benieuwd wat KLEINE klassen opleveren in de groepen 5,6,7 en 8,waarin leerprestaties steeds verder uit elkaar gaan lopen en differentiatie en individuele begeleiding heel belangrijk is.

Over de duidelijkheid van dit onderzoek zal ik me maar niet uitlaten.De populistische one-liner "Kleine klassen.....beter onderwijs en betere resultaten?" zorgt voor veel verwarring en zou vervangen moeten worden door "Beter onderwijs en betere resultaten in HELE KLEINE klassen van gemiddeld 20 kinderen."

Als nu blijkt dat mevrouw Simone Doolaard bij Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs (GION) een rapport schrijft (samen met R.J. Bosker) dat op dát onderzoek voortborduurt wordt de grondigheid zowel als het populistische niveau opeens wel degelijk een zorg. Mede omdat ik dit artikel terug vond op de website van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.!

Het onderzoek is te vinden op : gion.gmw.eldoc.ub.rug.nl

donderdag 1 november 2007

10% leerlingen te laag advies

Tien procent leerlingen basisschool krijgt te laag advies.
En daar gaan we weer.
Vooral kinderen van laagopgeleide ouders krijgen soms een lager advies voor het voortgezet onderwijs dan ze aan kunnen. Met extra aandacht voor taal en rekenen kunnen de prestaties worden verhoogd. Eerder dit jaar was er discussie over de vraag of allochtone leerlingen vaker een lager advies voor het voortgezet onderwijs kregen dan autochtone leerlingen. Daarvan blijkt na onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs geen sprake. Het advies dat aan de leerlingen wordt gegeven is gebaseerd op de prestaties van de kinderen op dat moment.
Dus toch weer de schuld van de leerkrachten. Zij geven allochtone kinderen slechter onderwijs dan de autochtone leerlingen. Het advies wordt immers gegeven op basis van de prestaties van de kinderen op dát moment. Hun prestaties liggen dan dus blijkbaar lager dan hun mogelijkheden, want op de Middelbare school blijkt dat ze "beter" hadden gekund. Natuurlijk is daar maar 1 reden voor te verzinnen. De leerkrachten doen het verkeerd! De school moet meer aandacht besteden aan taal en rekenen (Dijksma vraagt zich niet af of bijvoorbeeld het "talige" inzichtelijk rekenen minder aansluit bij deze groep kinderen). Vanuit de aanname dat leerkrachten een te laag advies geven, worden er allerlei projecten bedacht waarbij het maar zeer de vraag is of die ook werkelijk DE oplossing bieden. 1 Van de problemen is volgens mij namelijk deze:

Vooral de CITO toets heeft een prominente plaats ingenomen bij de verwijzingen van kinderen naar het VO. In Amsterdam en omstreken moeten alle scholen deelnemen aan de kernprocedure. In deze procedure is opgenomen dat er naast het advies van de leerkracht een 2e toetsgegeven moet zijn. In Amsterdam is dat de Cito-score of een didactisch onderzoek. Wanneer het advies van de school en de eindtoets niet overeenkomen loopt het kind het risico niet geplaatst te worden op de school van zijn keuze. Veel VO scholen hebben over het algemeen liever leerlingen met goede CITO getallen ("Risicoleerlingen" aannemen kan immers gevolgen hebben voor de beoordeling van hun school door inspectie en media).

Omdat de CITO eindtoets vooral talige intelligentie toetst (woordenschat, begrijpend lezen) en niet werkhouding en doorzettingsvermogen, scoren veel allochtone leerlingen op deze toets lager dan het advies van de leerkracht zou moeten/kunnen zijn. Ik denk dat het probleem van de lage advisering dus vooral zit in de discrepantie tussen schooladvies en de bandbreedte die gehanteerd wordt bij de kernprocedure.

Voor dit probleem moet een oplossing worden gezocht.

Een rapport van de Onderwijsraad ziet wel dat kinderen soms onder hun eigen kunnen presteren, waardoor talent verloren gaat. Het gaat dan om ongeveer tien procent van de kinderen, meestal van lager opgeleide ouders. Staatssecretaris Dijksma laat in een brief aan de Tweede Kamer weten dit een urgent probleem te vinden. Wanneer extra aandacht wordt besteed aan deze kinderen, vooral met taal en rekenen, kan het niveau worden verbeterd.

Kleine klassen! Oh nee er zal wel iets anders bedacht zijn....

Voor de vindplaats van dit rapport houd ik mij trouwens aanbevolen.......

Om dat bereiken komt er bijvoorbeeld een dekkend aanbod van voor- en vroegschoolse educatie, zullen scholen straks eerder extra geld krijgen voor leerlingen van laag opgeleide ouders, en komt er extra geld voor taalprogramma’s in de grote steden en regio’s als Oost-Groningen en Zuid-Limburg.
Geld wordt op deze manier weer veel te veel versprokkeld. De klassen moeten gewoon kleiner.
Daarnaast kan het nuttig zijn sommige kinderen een jaartje extra tijd in het basisonderwijs te geven, niet massaal maar wel als het in het belang van het kind is.
Erg mee eens. Wij deden dat al school overigens al, met als gevolg een op dat onderdeel slechte beoordeling van de inspectie.
Tot slot gaat staatssecretaris Dijksma samen met de sector primair onderwijs bekijken hoe het laatste half jaar van groep acht, tussen de eindtoets en het einde van het jaar, beter benut kan worden om zoveel mogelijk talent te verzilveren.
Mevrouw Dijksma is bij deze uitgenodigd.