Dit pijlenoverzicht probeert een beeld te geven hoeveel geld er blijft hangen tussen OCW en het kind in de klas (middenkader), hoeveel mensen iets “willen” van die onderwijzer, met hoeveel regelingen zij te maken hebben en hoe weinig er naar deze mensen wordt geluisterd. Fouten of aanvullingen op dit pijlenschema graag melden op de blog.
Wanneer de doelen (OCW) op de werkvloer niet worden gehaald, wordt het tussenkader uitgebreid. Wij zeggen “weg met het middenkader” geld naar de werkvloer.
Minimaal net zo ernstig, zo niet nog veel ernstiger, is dat ik in de afgelopen periode er niet in ben geslaagd om enig inzicht te verkrijgen in de financiële beslaglegging die al deze organisaties op de begroting maken.
Zo heb ik gesproken met de wethouder van Amsterdam oud west, het bestuur van onze school, Liesbeth Verheggen van de Aob, de coördinator van het samenwerkingsverband, de Heer Dingelstad van OC&W en Sharon Dijksma.
Ik vind het eigenlijk triest dat er in de afgelopen jaren nooit écht is geluisterd naar de leerkrachten. Of zoals we in die lagen van de organisatie denigrerend 'het veld' worden genoemd. Leerkrachten geven al jaren aan dat er geen geld naar de scholen gaat.
Als je bovenstaand pijlenoverzicht ziet, snap je waar het geld blijft.
Het schema is als volgt opgebouwd :
1-WHO
Wij hebben op de werkvloer last van verschillende maatregelen die voortkomen uit de Wet op het Hoger onderwijs (WHO). Verschillende maatregelen in deze wet zorgen ervoor dat er minder goed opgeleide mensen in het onderwijs kunnen/komen werken (overigens niets ten nadele van eventuele nieuwe collega’s)
2-WOT
De Wet op het Onderwijs Toezicht (WOT) houdt geen rekening met de regelgeving die vanuit OCW de scholen binnenkomt. Door de afschaffing van de 1 oktobermaatregel doubleren meer kinderen (in werkelijkheid is dat niet zo. Tegenwoordig heet 3 jaar “kleuteren”, doubleren). De inspectie beoordeelt deze doublure negatief.
De kwaliteit van het onderwijs wordt o.a. beoordeeld door het CITO eindcijfer. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de WSNS kinderen (vroegere SBO kinderen).
De inspectie beoordeelt de zorg op school (interne begeleiding), maar de functie levert geen uitbreiding van formatie op. De IB gaat feitelijk ten koste van de klassengrootte.
3-WPO
Wet op het Primair Onderwijs (WPO). Hieronder valt het reguliere onderwijs en de SBO scholen (het vroegere LOM en MLK). Hierin is ook de geldverslindende WSNS regel ondergebracht.
4-WEC
Wet op de Expertise Centra (WEC). Hieronder valt het SO (REC 1,2,3,4 en de rugzak).
Hieronder vallen ook de adviserende ambulante begeleiders waar we, door de gedwongen winkelnering, onze ondersteuning (meestal in de vorm van veel overleg) voor een deel vandaan moeten halen.
5-LUMPSUM
De LUMPSUM financiering. Niet de scholen hebben zeggenschap over dit geld, maar de besturen. Door de invoering van de LUMPSUM zijn wij er als school financieel op achteruit gegaan. De compensatie regeling (de Rijksmiddelen) zijn bovenschools ingezet en de stadsdeel middelen zijn minder geworden. In de LUMPSUM wordt 2% BAPO betaald, terwijl er 5% betaald moet worden. Onze school alleen al levert volgend jaar 30.000 euro aan formatie in om de BAPO te kunnen betalen. Hebben "ze" straks genoeg draagvlak om de BAPO af te kunnen schaffen.
6-In Nederland wordt 5% van ons BBP besteed aan onderwijs. Bij de ons omringende landen is dat 6 á 7%. Het OESO gemiddelde ligt op 6 %.
7-Alle pijlen wijzen naar de leerkracht. Wanneer ze een kind met een rugzakje in de klas hebben is er (naast 4 keer een half uur begeleiding in de week voor het kind) geen enkele ondersteuning. Wel gaat er bijna net zoveel geld uit het rugzakje naar de reguliere school als naar de ambulante begeleiding. REC 4 (volledig) en REC 2 (gedeeltelijk) hebben zelf besloten niet met kinderen te werken. Toch moet het SO gedeelte uit de rugzak bij het SO worden afgenomen. De zogenaamde verplichte winkelnering.
vrijdag 22 februari 2008
Alle pijlen wijzen naar de school
Gepost door bloggie om 16:41
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Deze twee juffen verwoorden precies datgene waar ik de afgelopen twee jaar mijn collega's
van probeer te overtuigen. Het lijstje tussen leerkracht en leerling wordt steeds langer: r.t.-er, i.b.-er, administratief medewerker, bovenschools management, medewerker vervanging en al die functies waarvan ik het bestaan niet weet. Achter een bureau wordt voortdurend bedacht wat wij moeten doen, zodat zij makkelijker controle kunnen uitoefenen. We hollen in het onderwijs de zorg achterna. De enige manier om dit te stoppen is ons laten horen. Nee zeggen!
Een reactie posten